In lijn met de door de raad vastgestelde Financiële verordening (Gemeentewet artikel 212), legt het college uiterlijk 31 mei de raad de kaders van de komende begroting voor. Deze voorlopige kaders voor de begroting zijn in de raadsvergadering van 16 juni 2020 vastgesteld. Vetgedrukt zijn de onderdelen waar bij het opmaken van de begroting nog wijzigingen zijn aangebracht.
1. De algemene uitkering wordt opgenomen op basis van de meicirculaire 2020.
2. Subsidies en bijdragen aan derden worden niet geïndexeerd, tenzij er budgetafspraken zijn gemaakt over de indexering (bijvoorbeeld bij verbonden partijen, bibliotheek en Optisport).
De budgetsubsidies zijn met 1,8% geïndexeerd, dit komt neer op een bedrag van € 97.000.
3. De budgetten die betrekking hebben op externe kosten worden eveneens niet geïndexeerd, tenzij er contractueel verplichtingen liggen.
Om uitholling van de begroting te voorkomen zijn de externe kosten toch met 1,8% geïndexeerd, dit komt neer op een bedrag van € 151.000.
4. Met betrekking tot de loongerelateerde budgetten wordt uitgegaan van de in de septembercirculaire opgenomen ‘loonvoet sector overheid’ die geraamd is op 2,9%.
5. Zoals gebruikelijk worden de afvalstoffen- en rioolheffing op een dekkingspercentage van 100% gesteld.
6. De overige leges en rechten, huren en pachten worden met 2,5% geïndexeerd.
Dit levert € 37.000 extra inkomsten op.
7. De verhoging OZB mee te nemen in het op te stellen dekkingsplan.
Voor het jaar 2021 is een totale verhoging van de OZB van 7,5% begroot. Deze bedraagt € 354.000 en bestaat uit € 135.000 uit het dekkingsplan begroting 2020 – 2023 (3%) en € 219.000 (4,5%) extra verhoging 2021.
8. Bij het opstellen van de begroting 2021 worden de geschetste stappen gevolgd.
College en organisatie zijn inmiddels gestart met onderzoek naar ombuigingen richting de begroting 2022, dit vanwege negatieve mutaties op de algemene uitkering in verband met het herverdeeleffect.