Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

De jaarrekening is opgemaakt met inachtneming van de voorschriften die het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) daarvoor geeft. Conform het BBV vindt de verantwoording plaats in de jaarstukken die ten minste bestaat uit het jaarverslag en de jaarrekening. Het jaarverslag bestaat ten minste uit de programmaverantwoording en paragrafen. De jaarrekening bestaat uit de balans en de toelichting, het overzicht van baten en lasten in de jaarrekening en de toelichting, de bijlage met de verantwoording over de specifieke uitkeringen en een bijlage met het overzicht van de gerealiseerde baten en lasten per taakveld. Het jaarverslag gaat over ‘wat zouden we doen, wat hebben we gedaan en bereikt en wat heeft het gekost’. De jaarrekening betreft de cijfers met de analyse en toelichting.

 

Algemene grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening

    • Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders is vermeld, worden de activa gewaardeerd op basis van de verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs en de passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd.
    • De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden voor het einde van het verslagjaar, zijn in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn.
    • Dividendopbrengsten van deelnemingen worden als bate verantwoord in het jaar waarin het besluit tot toekenning van dividend is genomen.
    • Personeelslasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Als gevolg van het formele verbod op het opnemen van voorzieningen en/of schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume worden sommige personele lasten echter toegerekend aan de periode waarin uitbetaling plaatsvindt; daarbij moet worden gedacht aan onder meer verlofaanspraken.
    • Voor arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een jaarlijks vergelijkbaar volume wordt geen voorziening getroffen of op andere wijze een verplichting opgenomen. De referentieperiode is dezelfde als die van de meerjarenraming te weten vier jaar. Indien sprake is van (eenmalige) schokeffecten (reorganisaties) moet wel een verplichting worden gevormd.

 

BALANS

 

VASTE ACTIVA

 

Vaste activa zijn onderverdeeld in:

    • materiële vaste activa;
    • financiële vaste activa.

 

Materiële vaste activa

Materiële vaste activa zijn uitgesplitst in:

    • investeringen met een economisch nut waaronder:
  • gronden uitgegeven in erfpacht;
  • woonruimten uitgegeven in erfpacht;
  • gebouwen uitgegeven in erfpacht;
  • overige investeringen met een economisch nut;
  • warme gronden woningbouw;
    • investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;
    • investeringen in de openbare ruimte met uitsluitend een maatschappelijk nut.

 

Materiële vaste activa met een economisch nut

Van de in erfpacht uitgegeven gronden en gebouwen ligt het economische eigendom niet meer bij de gemeente. Hierbij past een afwaardering van deze gronden tot een geringe registratiewaarde. Op deze manier blijven de gronden wel bij de gemeente geregistreerd.

Materiële vaste activa met een economisch nut betreffen investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid middelen te genereren en/of die verhandelbaar zijn. De vraag of de investering geheel kan worden terugverdiend is niet relevant voor de classificatie.

Onder warme gronden worden gronden verstaan waarvan op voorhand vaststaat dat deze als bouwgrond zullen fungeren, maar waarvoor geen operationele grondexploitatie is opgesteld.

Alle geactiveerde investeringen met betrekking tot de riolering komen apart op de balans tot uitdrukking. Dit zijn investeringen met een economisch nut waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven. Dit geldt ook voor de investeringen op de gemeentelijke begraafplaatsen waarvoor begraafrechten worden geheven.

De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Op de waarde van activa met economisch nut mogen reserves niet in mindering worden gebracht. Investeringssubsidies en andere bijdragen van derden mogen wel in mindering worden gebracht. Compensabele btw wordt niet geactiveerd.

 

Op activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks (vanaf 1 januari van het boekjaar) op lineaire basis afgeschreven op basis van de verwachte toekomstige gebruiksduur, waarbij rekening wordt gehouden met een eventuele restwaarde. In verband met de wijzigingen in het BBV (notitie Rente 2017) zijn vanaf 2017 alle annuïtaire afschrijvingen omgezet in afschrijvingen op lineaire basis. Op grondbezit met economisch nut (buiten de openbare ruimte) wordt niet afgeschreven. De gehanteerde afschrijvingstermijnen zijn vastgelegd in de nota verkrijging/vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen.

 

Onderstaand een beknopte versie van de afschrijvingstabel zoals vastgelegd in de nota verkrijging/
vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen:

Omschrijving

Afschrijvingstermijn

Immateriële activa

 

Kosten van onderzoek en ontwikkeling

Max. 5 jaar

 

 

Materiële activa

 

Gronden en terreinen

0 – 25 jaar

Woonruimten en bedrijfsgebouwen

10 – 40 jaar

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

20 – 40 jaar

Vervoermiddelen

7 – 15 jaar

Machines, apparaten en installaties

10 – 25 jaar

Overige materiële vaste activa

4 – 25 jaar

 

 

Financiële vaste activa

Niet van toepassing

 

Op grond van artikel 65 van het BBV wordt bij de waardering van de vaste activa rekening gehouden met een vermindering van hun waarde, indien deze vermindering naar verwachting duurzaam is.

 

Materiële vaste activa met maatschappelijk nut

Activa met een maatschappelijk nut betreffen investeringen in de openbare ruimte. Zij dienen een maatschappelijk nut en genereren geen middelen en er is geen markt voor. Op deze investeringen werd tot en met 2016 versneld afgeschreven om een toekomstige lastenverlichting te bewerkstelligen. Met ingang van 2017 staat de BBV dit niet meer toe en wordt op deze activa ook lineair afgeschreven. Waardering vindt plaats op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Specifieke bijdragen van derden worden in mindering gebracht op de investering.

 

Financiële vaste activa

Onder de financiële vaste activa worden opgenomen:

- kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen;

- leningen aan openbare lichamen, woningbouwcorporaties, deelnemingen en overige verbonden partijen;

- overige langlopende leningen;

- uitzettingen in ’s Rijks schatkist met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

- uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

- overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

 

Kapitaalverstrekkingen aan gemeenschappelijke regelingen, uitgeleende gelden en overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer zijn opgenomen tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid in mindering gebracht. Participaties in het aandelenkapitaal van NV’s en BV’s (‘kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen’ in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. Indien de waarde van de aandelen onverhoopt structureel mocht dalen tot onder de verkrijgingsprijs vindt afwaardering plaats. Bij overliquiditeit kunnen gelden via deposito’s met een looptijd langer dan één jaar gestald worden in de schatkist van het Rijk.

 

 

 

Het begrip rentetypische looptijd verdient een toelichting. Het gaat bij dit begrip om de definitie vanuit de Wet Fido en is ingegeven door beheersing van renterisico’s. De definitie luidt: het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding.

Voor een uitzetting die een looptijd kent van tien jaar met een vaste rente, geldt dat deze altijd als vast activum dient te worden opgenomen ook al resteert er minder dan één jaar van de oorspronkelijke looptijd.

 

VLOTTENDE ACTIVA

 

Vlottende activa zijn onderverdeeld in:

    • voorraden;
    • uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar;
    • liquide middelen;
    • overlopende activa.

 

Voorraden

Onder voorraden vallen de volgende onderdelen:

-     overige grond- en hulpstoffen;

-     onderhanden werk waaronder bouwgronden in exploitatie;

-     gereed product en handelsgoederen;

-     vooruitbetalingen.

 

De als “onderhanden werk” opgenomen bouwgronden in exploitatie zijn gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, dan wel de duurzaam lagere marktwaarde. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend (zoals grondaankopen en kosten van bouw- en woonrijp maken), evenals een redelijk te achten aandeel in de rentekosten en de administratie- en beheerskosten. Volgens het realisatiebeginsel dient in de situatie dat voldoende zekerheid is over de winst, de winst te worden genomen. Daarbij moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Zolang daarvan geen sprake is, worden de verkregen verkoopopbrengsten ten volle op de vervaardigingskosten in mindering gebracht. Voor deze tussentijdse winstneming wordt de Percentage of completion (POC) methode gevolgd. Door veranderende omstandigheden kan het zijn dat in eerdere jaren teveel winst is genomen. Deze winst moet in het huidige jaar worden verrekend door middel van een afboeking of het treffen van een voorziening. Voor berekende verliezen wordt een voorziening getroffen die van de waarde van het actief wordt afgetrokken.

Voorraad gereed product wordt gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs of tegen de duurzaam lagere marktwaarde. Dat laatste doet zich vooral voor indien voorraden incourant worden.

 

Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar

De voorgeschreven indeling voor wat betreft vorderingen is:

-     vorderingen op openbare lichamen (gemeenten, gemeenschappelijke regelingen, Rijk);

-     verstrekte kasgeldleningen aan openbare lichamen;

-     overige verstrekte kasgeldleningen;

-     uitzettingen in de schatkist van het Rijk met een rentetypische looptijd korter dan één jaar;

-     rekening-courantverhouding met het Rijk;

-     rekening courantverhoudingen met niet-financiële instellingen;

-     uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetypische looptijd korter dan één jaar;

-     overige vorderingen;

-     overige uitzettingen.

 

De vorderingen worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De vorderingen worden regelmatig beoordeeld. Daarbij wordt een reële inschatting gemaakt of de vordering wordt ontvangen. Op basis hiervan wordt mogelijk een voorziening voor verwachte oninbaarheid getroffen. De voorziening wordt in de balans op de waarde van de vorderingen in mindering gebracht. Op het punt van uitzettingen is gekozen om de terminologie van de Wet Fido te volgen. Het begrip uitzettingen heeft zowel betrekking op vorderingen als op effecten.

 

 

 

Liquide middelen en overlopende activa

Liquide middelen en overlopende activa worden tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs opgenomen. De voorgeschreven indeling voor overlopende activa is:

-     de van Europese en Nederlandse overheidslichamen nog te ontvangen voorschotbedragen die
ontstaan door voorfinanciering op uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel.

       Uitgesplitst naar de nog te ontvangen bedragen van:

      -  Europese overheidslichamen;

      -  het Rijk;

      -  overige Nederlandse overheidslichamen;

-     overige nog te ontvangen bedragen en de vooruitbetaalde bedragen die ten laste van volgende

      begrotingsjaren komen.

 

 

VASTE PASSIVA

 

Vaste passiva zijn onderverdeeld in:

    • eigen vermogen (reserves);
    • voorzieningen (vreemd vermogen);
    • vaste schulden met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

 

Eigen vermogen

Het eigen vermogen bestaat uit de algemene reserve, de bestemmingsreserves en het gerealiseerde resultaat volgend uit het overzicht van baten en lasten in de jaarrekening.

 

Voorzieningen

Voorzieningen worden gewaardeerd op het nominale bedrag van de betreffende verplichting of het voorzienbare verlies. De pensioenverplichting ten behoeve van de wethouders is echter op de contante waarde van de (al opgebouwde) toekomstige uitkeringsverplichtingen gewaardeerd.

De voorziening riolering en afval zijn verwerkt op basis van de nominale waarde en met inachtneming van artikel 44, lid 2 BBV. De meest actuele nota reserves en voorzieningen is door de raad vastgesteld in december 2018.

 

Vaste schulden met een rentetypische looptijd van één jaar of langer

Vaste schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde verminderd met gedane aflossingen. De vaste schulden hebben een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

 

VLOTTENDE PASSIVA

 

Vlottende passiva zijn onderverdeeld in:

    • netto-vlottende schulden met een rentetypische looptijd korter dan één jaar;
    • overlopende passiva.

 

De vlottende passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde.

 

De voorgeschreven indeling voor overlopende passiva is:

-     verplichtingen die in het begrotingsjaar zijn opgebouwd en die in een volgend begrotingsjaar tot

      betaling komen, met uitzondering van jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde

      verplichtingen van vergelijkbaar volume;

-     ontvangen voorschotbedragen voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren. Uitgesplitst naar de ontvangen bedragen van:

      -     Europese overheidslichamen;

      -     het Rijk;

      -     overige Nederlandse overheidslichamen;

-     overige vooruit ontvangen bedragen die ten bate van volgende begrotingsjaren komen.

 

Borg- en garantstellingen

Voor zover leningen door de gemeente gewaarborgd zijn, is buiten de balanstelling het totaalbedrag van de geborgde schuldrestanten per einde boekjaar opgenomen. In de toelichting op de balans is nadere informatie opgenomen over borgstellingen en garanties alsmede een onderbouwing van de totaalbedragen die buiten de balanstelling zijn opgenomen.